woensdag 12 februari 2014

Mark Rothko (3)

Mark Rothko aan het werk.
Vanaf 1959 begon Rothko te werken met donkere kleuren, vooral bruin, grijs, zwart en donkerblauw. Zijn werk ziet er geheimzinnig, somber en minder toegankelijk uit. 

In diezelfde periode kreeg hij een grote opdracht om
muurschilderingen te maken voor het Seagram-gebouw, eigendom van de drankfabrikant Seagram & Sons, op Park Avenue. De schilderijen zouden komen te hangen in een exclusief restaurant voor topmanagers. Deze opdracht hield in dat hij een serie schilderijen moest ontwerpen, hij nam de opdracht aan en werkte er een jaar aan.

Het werk dat hij maakte paste precies bij de zaal waarvoor ze waren bestemd, de grote kleurvlakken leken op muren, ramen, deuren en zuilen. De muren waaraan de schilderijen zouden komen te hangen waren lang gerekt en om de stukken te kunnen zien moesten ze, volgens de opdrachtgever, boven de hoofden van de gasten hangen. Rothko had daar een geheel andere mening over, hij wilde zijn schilderijen vlak boven de vloer hangen om ze tot hun recht te laten komen.

Seagram Murals 1958, Later aangekocht door het
 Herdenkingsmuseum voor Beeldende Kunst in Japan
De opdrachtgever en de kunstenaar konden hun ideeën niet op een lijn krijgen, ze kwamen er niet uit en om alles even te laten bezinken, gingen Rothko en zijn vrouw hun 2e reis naar Europa maken. Tijdens deze reis ontmoette hij de uitgever van het tijdschrift Harpers Bazar en vertelde aan hem dat hij voor Seagram iets moest schilderen dat de eetlust van de mensen zou bederven. Hij zei: "Als het restaurant mijn schilderijen weigert, zal ik dat als een groot compliment opvatten, tegenwoordig vinden mensen alles goed".

Bij terugkomst in Amerika gingen Rothko en zijn vrouw eten in het restaurant van het Seagramgebouw, waar de schilderijen zouden komen te hangen. Als ze daar zijn besluit hij ter plekke om een punt achter de opdracht te zetten. Het teruggeven van de opdracht kost hem 7000 dollar maar dat was voor hem niet belangrijk. Hij verdiende inmiddels genoeg om het voorschot terug te kunnen betalen aan de opdrachtgever.

Tate Modern in Londen
Rothko had al wel enkele schilderijen klaar en daar hangen er nu negen van in de Tate Gallery in Londen. Een bij elkaar horende groep hangt in het Kawamura Herdenkingsmuseum in Japan en ook de National Gallery of Art in Washington heeft er een paar gekocht. De rest is in het bezit van de erfgenamen van Rothko.

Rothko was inmiddels een gewild kunstenaar, steeds meer musea en particulieren kochten zijn werk en verzamelaars stonden in de rij. De prijzen stegen mee en in 1960 betaalde men gemakkelijk 40.000 dollar voor een "Rothko".
Ondertussen gingen de schilderijen op reis naar Parijs, Bazel, Brusse, Rome, Londen en Amsterdam. Bij terugkomst werden de schilderijen in verschillende Amerikaanse musea tentoongesteld.

In de jaren 60 kwam er verandering in de kunstwereld, er stond een andere generatie kunstenaars op zoals Roy Liechtenstein, Andy Warhol, James Rosenquist en Tom Wesselman. Deze kunstenaars begonnen de abstracte kunst, de naoorlogse stroming, elitair en hautain te vinden. Rothko noemde op zijn beurt deze kunstenaars charlatans en opportunisten. Rothko en zijn tijdgenoten bezochten de tentoonstellingen van deze nieuwe kunstenaars maar verlieten daarna woedend de galerie. Rothko vroeg zich af of dit misschien een samenzwering was van de jonge garde om hun allemaal te vermoorden.

Dan krijgt Rothko een aanbieding van het Harvard Holyhoke Center om voor het penthouse daar schilderijen te maken geheel naar zijn eigen inzicht. Dit was wat Rothko graag wilde, zelf de regie voeren over zijn kunst. Voordat de schilderijen in het penthouse kwamen te hangen werden ze eerst nog tentoongesteld in het Guggenheim Museum. Vanzelfsprekend bemoeide hij zich ook nu weer met het ophangen van de schilderijen. Achteraf was hij toch minder te spreken over het resultaat, het zonlicht verzwakte de diepe rode kleur op zijn schilderijen en na 15 jaar werd besloten de kunstwerken in een donkere kamer te bewaren, ze zijn nu alleen nog te zien op dia's. 

 1959.
Whitney Museum of American Art (N.Y.)
In 1960 kreeg  Rothko van zijn belastingadviseur het advies om een contract af te sluiten met de eigenaar van de Malborough Gallery in New York. Deze galerie zou de exclusieve rechten krijgen om het werk van Rothko in het buitenland te verkopen. Rothko zou zelf de verkoop in de VS in handen houden. 
Het leek een goed plan maar na de dood van de kunstenaar bleek het één van de grootste kunstschandalen te zijn. Hier was hebzucht, fraude, bedrog, dubbele verkoop de oorzaak van het schandaal. 
De belangenbehartiger werkte zowel voor de Malborough Galery als voor Rothko. Dat ging dus goed mis.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten